Daar staat hij dan. In een grote stad van de Randstad. Zo’n huis met karakter, waar er nog een richeltje is tussen de verdiepingen. Een smal richeltje ook maar. Daar staat hij op. Tussen de 2 ramen.
De straat is afgesloten, iedereen wordt op afstand gehouden. Doordat wij ons pasje bij ons hebben mogen we toch de straat in. Brandweer, politie, ambulance. Iedereen is al ter plaatse. Onder de man een groot opblaaskussen. En dan bedoel ik ook echt groot. Niet zo’n springkussen voor de kinderen. Qua afmetingen in lengte/breedte wel. Maar 2a3x zo dik. Mocht hij zijn evenwicht verliezen. Of loslaten. Of springen.
Ergens voel ik me schuldig. Dat we niet eerder deze man zijn gaan zien. Alleen ging dat niet, toen waren we ergens anders aan het werk. Hadden we de prioriteit verkeerd ingeschat? Hadden we de andere persoon in psychiatrische crisis moeten laten wachten? Had dit anders gedaan kunnen worden? Vragen waar ik het antwoord niet op weet. Vragen waar het antwoord ook geen meerwaarde op heeft, want veranderen kan ik het toch niet meer. Nu is het prioriteit om voor deze man te zorgen.
Eerst moet hij van dat randje af. Eerst moet het veilig zijn voor hem, voor ons en onze collega’s van de andere hulpdiensten. Een bemiddelaar van politie probeert contact met hem te maken. Bij het huis ernaast staat een steiger, dat komt nu wel goed uit voor de bemiddelaar. De man schuift soms een stukje op richting het raam. Ik hoop steeds dat hij besluit weer door het raam naar binnen te gaan. Maar steeds kiest er toch voor om weer pal tussen de ramen te gaan staan. Via de politie horen we dat de bemiddelaar nauwelijks contact met de man kan krijgen.
Ik sta samen met mijn collega aan de overkant van het straatje. Onze aanwezigheid is nodig, zodat we de juiste zorg kunnen organiseren voor deze man. Om te proberen in te schatten of hij lichamelijke zorg nodig heeft, of psychiatrische zorg. We praten met de wijkagent. Met de man zelf praten gaat nu niet, dus we wachten af.
Licht gespannen kijken we toe hoe politie probeert de man naar binnen te krijgen. Uiteindelijk lukt het ze om de man vast te pakken en naar binnen te trekken. Dan gaan mijn collega en ik ook naar binnen, in de hoop dat we met de man kunnen praten. De man is angstig, maakt geen contact met ons, ook niet met politie. Een gesprek is niet mogelijk.
We besluiten af te wijken van de officiële route die we horen te volgen. Want we willen deze man opnemen in een psychiatrische kliniek. Omdat de man geen contact met ons maakt, gaan we er vanuit dat hij het niet met ons idee eens is. Dan moeten we een inbewaringstelling (IBS) opstellen om hem tegen zijn zin te mogen opnemen en overleggen met de burgemeester (of de wethouder) die die dag de ‘dienst’ heeft om ons als crisisdienst te woord te staan voor overleg. We mogen geen IBS uitschrijven zonder dat de burgemeester daar toestemming voor gegeven heeft.
Alleen dat duurt altijd even. Ook al werk en typ ik snel, het kost al snel 20a30 minuten. Tijd die we nu niet hebben. De overige hulpdiensten hebben niet de tijd om zo lang de man in de gaten te houden. En wij zijn maar met 2, dat is te weinig, zeker als ik die IBS moet schrijven.
Ik bel snel met mijn achterwacht, een ervaren psychiater. Het plan is dat politie de man naar de kliniek brengt en ik ondertussen heel snel ga schrijven zodat als de politie bij de kliniek is, ik al overlegd heb met de burgemeester. De psychiater is akkoord. Gelukkig.
De kliniek had ik al gebeld met de vraag of er plek was. Toen de man op het randje stond, kwam hij al angstig over, dus hielden we er al rekening ermee dat we de kliniek nodig zouden hebben.
Er is plek in de kliniek. Dan moeten we alleen nog zorgen dat hij daar ook komt. Normaal gaat dat met de ambulance. Maar de ambulance die er nu staat is een kleine auto, daar kan de man niet in mee. Politie en brandweer hebben het druk en willen verder. Tijd om te wachten op een grote ambulance is er niet. Politie brengt hem met het busje naar de kliniek, iets dat ze liever niet doen. Want ja, hij heeft niets misdaan. Hij heeft zorg nodig. Politie is er voor de veiligheid, niet voor de zorg. Maar soms moeten ze ook even zorgen.
Gelukkig is na overleg de burgemeester ook akkoord met hoe we het hebben opgelost.
Noot: Deze casus is van enkele jaren geleden.
Dit verhaal is gebaseerd op waargebeurde ervaringen, maar alle benamingen zijn fictief. Alle overeenkomsten met bestaande personen, plaatsen en gebeurtenissen in dit verhaal berusten op louter toeval.